Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Gimel.] Hij heeft, [15]in ontsteking des toorns, [16]den gehelen hoorn Israels afgehouwen; [17]Hij heeft Zijn rechterhand achterwaarts getrokken, [18]toen de vijand kwam, en Hij is [19]tegen Jakob ontstoken als een vlammend vuur, [dat] rondom verteert. 15. Dat is, in zijn groten toorn, gelijk Deut.29:24. 16. Dat is, al de macht en heerlijkheid van het Joodse volk; zie Deut.33:17; 1 Sam.2:1; Jer.48:25. 17. Dat is, Hij heeft ons zijne macht, bijstand en gunstige hulp onttrokken. 18. Hebreeuws, van, of voor het aangezicht des vijands. De zin is dat Hij de Israelieten niet helpen wilde toen zij voor den vijand vluchtten. 19. Tegen de nakomelingen van Jakob, doch inzonderheid tegen den stam van Juda.